Over Runsvoort is een artikel verschenen in editie 6 maart 2012 van de Hessencombinatie.
Bron: Rijksmonumentenregister
Inleiding
HERENHUIS annex BOERDERIJ (oorspronkelijk type driekap), genaamd ‘Runsvoort’ uit 1858 in opdracht van J.G. Breukink, gelegen aan de Zelhemseweg in Hummelo. De groots opgezette boerderij van weleer heeft door het verdwijnen (rond 1990) van twee van de drie aangrenzende schuren ontegenzeggelijk aan indrukwekkendheid verloren. Desondanks is de boerderij met voornaam voorhuis en fors middenhuis van aanzienlijk belang. Niet alleen is de boerderij in zijn uiterlijke verschijningsvorm bijzonder, maar ook het belang van de boerderij in zijn omgeving is te duiden. Dankzij het bewaard gebleven bestek waarin niet alleen bouwvoorschriften staan vermeld maar ook wetenswaardigheden zijn opgesomd over de sociaal-economische aspecten van het leven op de boerderij, vormt de boerderij met 80 à 85 ha. grond en vroeger huisvesting voor maximaal zeven inwonende personeelsleden, een meer dan bijzonder object. De boerderij met inmiddels afgebroken wagenschuur is door S.H.B.O. in 1982 nauwkeurig opgemeten en gedocumenteerd. Aan de hand van die situatie zijn latere bouwkundige wijzigingen eenvoudig na te sporen.
Het gepleisterde voorhuis is gebouwd in een op het neoclassicisme geënte stijl. De voorgevel wordt door platte hoekpilasters geleed. De zesruits schuiframen zijn per paar aan weerszijden van de ingangspartij gesteld en aan het boven de deur gelegen balkon. De alleen in de voorgevel en linkerzijgevel voorkomende schouderbogen, die een bovenlicht omspannen dat is uitgerust met twee levensbomen met tegen de zijkanten een gehalveerde boom, zijn voorzien van rozetten.
De boerderij is oostelijk gelegen in de gemeente Hummelo en Keppel en is ca. 2 km. ten oosten van het dorp Hummelo gesitueerd. Omsloten door diverse bomen en opgenomen in een door een beukenhaag van de weg afgescheiden tuinaanleg, ligt de boerderij in de binnenbocht van de Zelhemseweg die van Hummelo naar Zelhem/Hengelo leidt. Vanwege de verkeersveiligheid is de oorspronkelijke toegang tot het erf nabij de bocht in de weg buiten gebruik gesteld en verplaatst. Een deel van de buitenmuren van de ontbrekende schuren is als tuinafscheiding gehandhaafd en houdt de herinnering levendig van de ooit aanwezige drie schuren.
Omschrijving
De BOERDERIJ bezit met voor-, midden- en achterhuis een rechthoekige plattegrond en is oost-west georiënteerd. De drie bouwmassa’s worden door gesmoorde oud Hollandse pan gedekt. Het voorhuis (westen) telt twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een afgeplat schilddak waarop een schoorsteen is geplaatst. In het achterschild bevinden zich twee schoorstenen. Twee van de drie exemplaren bezitten een uitgemetselde beëindiging met een betonnen afdekplaat op hoekstenen. Op het lagere afgeplatte schilddak van het middenhuis dat ter hoogte van de tweede bouwlaag met het voorhuis is aangekapt rust één schoorsteen. In het noordelijke dakschild van het middenhuis bevindt zich een lage schoorsteen.
Op de tekeningen van S.H.B.O. zijn op het voor- en middenhuis zeven schoorstenen weergegeven. In de noordgevel van het voorhuis komt in de huidige situatie een dakkapel voor waar er oorspronkelijk ook in de voorgevel boven de deurpartij er een voorkwam. Alleen het voor- en middenhuis bezitten een ongeprofileerde bakgoot, die alleen in het middenhuis rust op fraai gesneden consoles.
Het voorhuis met houten veranda in de rechter zijgevel, heeft gepleisterde gevels. Volgens de eigenaar bezit alleen de eerste bouwlaag een spouwmuur. Het midden- en achterhuis zijn opgetrokken in baksteen en in kruisverband gemetseld.
De symmetrisch ingedeelde VOORGEVEL (westgevel) van het voorhuis bezit in het midden een terugliggende travee waarin een deuropening met erboven gelegen balkon, geflankeerd door per bouwlaag twee vensterassen. Platte hoekpilasters sluiten de gevel links en rechts af. Horizontaal wordt de gevel begane gronds ingedeeld door een gecementeerde plint en een cordonlijst. De tweede bouwlaag wordt door een gekornist entablement afgesloten. Alle drie gevellijsten zetten zich in de zijgevels voort. De toegang is bereikbaar via een hardstenen bordes. Het deurkozijn rust op hardstenen neuten en dito dorpel. De dubbele paneeldeur is boven en onder voorzien van vierkante kussens met brede bossingen. In het midden bevindt zich een rechthoekige deurruit met rijk bewerkt gietijzeren rooster. Ook aan de oorspronkelijke twee voordeurgrepen is zorg besteed. Het brede getoogde bovenlicht met schouderboog is reeds hiervoor beschreven. Het boven de deur voorkomende balkon met sierlijk balkonhek wordt aan weerszijden door rijk uitgevoerde samengestelde consoles waarin een voluut, eikenbladeren en een putto ondersteund. De dubbele op het balkon aansluitende deuren zijn getoogd en geplaatst onder eenzelfde schouderboog als het hiervoor besproken bovenlicht. Balkondeuren en schuiframen 2x(1+2), zijn alle voorzien van persiënnes. De ramen die ten dele hun oude glas nog bezitten, rusten op gecementeerde onderdorpels.
De LINKER ZIJGEVEL van het voorhuis bezit in de eerste bouwlaag twee identieke dubbele twee-ruits paneeldraaideuren die door een veel smaller zijlicht worden geflankeerd. Voor beide deuren bevindt zich een hardstenen trede. De bovenlichten en schouderbogen zijn van het eerder beschreven type, waarbij zij opgemerkt dat de gietijzeren levensbomen in het raam precies boven de stijlen van het kozijn en de deur zijn geplaatst. De levensbomen in de hoeken zijn gehalveerd. In de verdieping komen twee aan de voorgevel identieke ramen met persiënnes voor.
De platgedekte dakkapel in het dakschild bezit een gedeeld raam.
De RECHTER ZIJGEVEL wordt deels bepaald door de houten serre in het linker gedeelte van de gevel. De voorzijde telt vier vensterassen en voor wat betreft het aantal vensterassen in de twee zijden, afwijkend van de tekening van het S.H.B.O. twee in plaats van drie vensterassen. In de voorzijde komt in het midden een dubbele schuifdeur voor. De ramen zijn door twee breed uiteen geplaatste verticale en drie horizontale roeden verdeeld. De kozijnen zijn beneden en boven geklemd tussen panelen met gepaarde kruisen, waarvan alleen de bovenste reeks als klapluikjes dienen. Op de schuifdeuren in de voorzijde ontbreken deze motieven. Het lessenaarsdak is in transparant kunststof materiaal uitgevoerd. In de twee zijden van de serre wordt de beschoten gevel onder het hellende vlak van het lessenaarsdak beëindigd door horizontaal geplaatste planken. In het rechter gedeelte van de zijgevel van het voorhuis zijn dubbele tweeruits (door een horizontale roede verdeeld) tuindeuren opgenomen met ter weerszijden dito zijlichten. Vier bovenlichten sluiten het gehele kozijn af. De tweede bouwlaag is gelijk aan die van de linker zijgevel. Vergelijking met de tekening van S.H.B.O. levert in deze gevel twee opmerkelijke verschillen op, namelijk dat de zijlichten van de tuindeuren blijkbaar later zijn aangebracht op de plaats waar persiënnes de deuren flankeerden. Het linkse raam op de verdieping is na 1982, als blindvenster uitgevoerd, tegenwoordig opengemaakt.
De LINKER ZIJGEVEL van de schuur met middenhuis wordt het meest bepaald door het grote schilddak van de schuur. De gevel van de schuur is door zes steunberen in zes traveeën verdeeld. Alleen het muurvlak dat aan het middenhuis grenst bezit geen steunbeer. De twee linkse traveeën zijn in het midden voorzien van een smal door horizontale roeden verdeeld drieruits rondboog stalraampje. In de travee rechts hiervan bevinden zich twee van dergelijke raampjes. Naar rechts toe zijn in het vlak twee naast elkaar geplaatste rondboogvormige opgeklampte staldeuren met ruitvormige deurruit gesitueerd. Deze worden boven afgesloten door een steens boog afgezet met een koppenlaag en een zandstenen sluitsteen. Een aanzetsteen komt alleen voor in de buitenzijde van de twee bogen met aan die zijde ook nog een zelfde steen ter hoogte van de onderdorpel. Aan de binnenzijde ter halverhoogte van de twee deuren is één zandstenen blok aanwezig. De travee rechts hiervan heeft een dageraads-stalraam dat door een stalraampje van het eerder beschreven type wordt geflankeerd. Geheel rechts wordt het gewijzigde muurvlak in beslag genomen door twee deeldeuren met 1½ steens korfbogen (met sluitsteen) en een koppenlaag. De tekening van S.H.B.O. laat een afwijkende situatie zien: de meest linkse travee is blind uitgevoerd en ter plaatse van de deeldeuren zijn twee stalraampjes weergegeven.
De eerste bouwlaag van het middenhuis bezit een kozijn waarin een opgeklampte deur (voorzien van een forse weldorpel) met bovenlicht waarin twee gekruiste roeden zijn gevat en links een achtruits (2×4) zijlicht met een bovenlicht waarin een enkele kruisvormige roedeverdeling is geplaatst. Het raam bezit een opgeklampt luik. De dorpels van deur en raam bestaan uit natuursteen evenals de neuten waarop het kozijn van de deur rust. Een 1½ steens strek ontlast het kozijn. Rechts is, boven het door een steense boog afgesloten dubbel kelderluik waar achter twee 2×4 ruits draairamen, een venster geplaatst. Dit bevat twee vierruits (2×2) draairamen met een tuimelbovenlicht met gekruiste houten roedeverdeling. Het kozijn wordt evenals de deurpartij door een 1½ steense strek afgesloten. Een kordonlijst scheidt de eerste bouwlaag van de tweede.
In de verdieping komen twee identieke gekoppelde door gekruiste roeden verdeelde ramen voor, rustend op een natuurstenen dorpel. Het venster wordt afgesloten door een steens strek.
De ACHTERGEVEL van het achterhuis wordt door dubbele naar achter geplaatste deeldeuren met ruitvormige ruitjes gedomineerd. De linkerdeur bestaat uit twee halve deuren. Een 1½ steens korfboog afgebiesd door een koppenlaag met zandstenen sluitsteen (‘ICB/BHT/1858’) en twee aanzetstenen ter weerszijden, sluit de inrij-opening af. Links en rechts van de deuren is een halfrond afgesloten achtruits raampje met vorktracering aanwezig. Op de hoeken van de gevel bevindt zich een halfrond afgesloten, opgeklampt staldeurtje. In de een steens boog is een gepleisterde sluitsteen opgenomen. Aan de buitenzijde hiervan bevindt zich ter halverhoogte van de deur een gepleisterd blok. Aan de binnenzijde komen als aanzetsteen en een blok ter hoogte van de onderdorpel, gepleisterde blokken voor. Het metselwerk is op diverse plaatsen gewijzigd, met name de linkerzijde die duidt op het opwippen van het dak na het afbreken van de aangrenzende schuren. Rechts van het linker staldeurtje is volgens de tekening van het S.H.B.O. een stalraampje dichtgezet. In het dakvlak boven de staldeuren is een klein dakraampje geplaatst. Het dak is afgewolfd en voorzien van een modern toegevoegd uilebord. De aangrenzende muren van de achtergevel van de voor het overige gedeelte verdwenen schuren zijn ter hoogte van de aanzetstenen van de deeldeuren afgebroken. De restant muur wordt door een rollaag beëindigd. Alleen in het meest linker gedeelte zijn nog twee kleine moderne door rondbogen afgesloten staldeurtjes aanwezig met sluitsteen en aanzetstenen. De deeldeur is afgetopt en bezit naast de aanzetstenen gepleisterde blokken ter hoogte van de dorpel waar een schampijzer in de hoeken is geplaatst. Het muurwerk van de achtergevel van de middelste schuur is blind uitgevoerd en modern.
Van de oorspronkelijke RECHTER ZIJGEVEL staan nog twee blinde traveeën dan relict van de stal-buitenmuur overeind. De tekening van S.H.B.O. geeft hierin twee raampjes en een staldeurtje weer.
Het middenhuis bezit, afwijkend van de tekening van S.H.B.O. links een moderne deur onder het ellipsvormige door gekruiste roeden verdeelde raam. Het wordt omgord door een rollaag.
Het kozijn van de deur rust op natuurstenen neuten en dito dorpel en wordt door 1½ steens strek afgesloten. De twee ramen rechts zijn gelijk aan die voorkomen in de voorgevel. De vensters worden door een 1½ steens strek afgesloten. Geheel rechts bevindt zich een draairaampje op houten onderdorpel met een diefijzer ervoor. De gekoppelde ramen in de verdieping zijn identiek aan die voorkomen in de rechter zijgevel.
De RECHTER ZIJGEVEL van het achterhuis is opgetrokken met hergebruikte stenen van de buitenmuur. Stalramen en deuren zijn eveneens hergebruikt. In het muurvlak van het achterhuis dat ten opzichte van het middenhuis uitspringt en haaks hierop is geplaatst, komt een zesruits rondboogvormig gietijzeren venster voor met in de vensterkop een vorktracering. Het venster wordt afgesloten door een rollaag. Tussen zeven steunberen zijn in de traveeën van links naar rechts: een opgeklampte korfboogvormige staldeur; in de twee volgende vlakken, een dageraads stalraampje; vervolgens in één travee twee zesruits (3×2) stalraampjes met vorktracering in de kop. In het laatste en twee na laatste travee is een zelfde raampje geplaatst maar nu met vier, i.p.v. zes ruitjes. De op een na laatste travee wordt door een opgeklampt staldeurtje in beslag genomen. Alle raampjes rusten op een rollaag en worden boven door een rollaag afgesloten. In het dakvlak, dat hier is voorzien van een mastgoot, komen drie dakraampjes voor.
Het in goede staat verkerende INTERIEUR bezit enkele waardevolle onderdelen. De hal is belegd met marmertegels en is voorzien van een stucplafond dat met een ovaalvormig ornament van een bladrank is uitgerust. De scheluw bordestrap bezit gebogen treden. De balusters zijn sierlijk vormgegeven. Aan het einde van de gang bevindt zich een dubbele deur, voorzien van Mousselineglas en halfrond bovenlicht, die toegang geeft tot het middenhuis. De oorspronkelijke paneeldeuren zijn merendeels nog aanwezig. De kamer-en-suite, door dubbele schuifdeuren met klassieke omlijsting, is gesitueerd in het linker gedeelte van het woonhuis. Hier komen twee verschillende geornamenteerde stucplafonds voor, die door een geprofileerde perklijst worden omkaderd. De hoeken zijn bezet met een bloemtak. De stucplafonds kenmerken zich door volplastisch uitgevoerde bloemmotieven. De kamers bevatten elk een schouw, waarvan er een is uitgerust met een in klassieke stijl uitgevoerde schoorsteenmantel. Ook de binnen(klap)luiken voor de ramen zijn bewaard gebleven. In de rechtergevel bevindt zich de keuken waarin behalve een eenvoudige schouw ook de koperen pomp nog aanwezig is. Het achterhuis met paardestal en haverkist die nog in takt zijn, telt zes ankerbalkgebinten; de deelvloer bestaat deels nog uit leem.
Waardering
BOERDERIJ annex HERENHUIS uit 1858 aan de Zelhemseweg te Hummelo en Keppel.
– van architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een boerderij die opvalt door de esthetische kwaliteiten van m.n. het voorhuis met rijke entree. Door de restanten van de buitenmuur van de twee verdwenen aangrenzende schuren is een redelijk beeld te vormen van de situatie zoals die zich tot enkele jaren geleden nog heeft voorgedaan. Het interieur van het voorhuis bevat enkele bijzondere onderdelen als geornamenteerde stucplafonds en een rijk uitgevoerde trap. Als type onderscheidt de boerderij zich met groot middenhuis van in de gemeente voorkomende boerderij-typen.
– van stedebouwkundige waarde vanwege de situering in de bocht van de druk begaande Zelhemseweg. De boerderij heeft bovendien betekenis voor het aanzien van het buitengebied van Hummelo.
– van cultuurhistorische waarde vanwege zijn bestemming, welke verbonden is met een sociaal-economische ontwikkeling in dit agrarische buitengebied. De boerderij met zo’n 85 ha. grond bood emplooi aan divers personeel waarvan voor zeven leden inwoning mogelijk was.