Symboliek op grafmonumenten

  1. Home
  2. Symboliek op grafmonumenten

SYMBOLIEK OP GRAFMONUMENTEN uit Brochure Open Monumentendag Bronckhorst 2016
Bron: De Terebinth, vereniging voor Funeraire Cultuur, 2013
Het jaarthema voor Open Monumentendag 2016 was ‘symbolen en iconen’.
In de gemeente Bronckhorst vinden we met name op begraafplaatsen nog veel voorbeelden hiervan.
Op graven zijn vaak symbolen als versiering aangebracht, waarmee één of meer gedachten tot uitdrukking worden gebracht.
Het idee om een symbool te gebruiken kan van nabestaanden of overledenen gekomen zijn. De betekenis van deze symbolen is vaak bij bezoekers van begraafplaatsen onbekend. Om wat aan kennis over symbolen bij te dragen zijn hier enige symbolen met hun betekenis beschreven, zonder de pretentie te hebben volledig te zijn.

Adelaar: Evangelist Johannes, als de genade van de op de kerk neerdalende geest.
Alfa en Omega: De eerste en laatste letter van het Griekse alfabet God als het begin en einde van alle dingen.
Anker: Vroeg christelijk symbool van hoop.
Aren: Symbool van Christus, het Brood des Levens en van de eucharistie of het Avondmaal.
Aronskelk: De gevlekte aronskelk, die zijn bloem omhoog naar de hemel richt. Heilige moeder Maria.
Boek: Als boek des levens.
Bijbel: Als boek des levens.
Bloem (Geknakte): De bloem is het prototype van de ziel. Bloemen openen hun hart naar het zonlicht zoals een mens zijn ziel opent voor God.
Brood/Hostie: Verwijzing naar het lichaam van Christus en het Brood des Levens.
Cirkel: Volmaaktheid, eeuwigheid, zonder begin of einde.
Doornenkrans: Symbool van de zonde van de mens en de daaruit voortvloeiende gevolgen. Ook symbool van Christus die de mensen verloste door zijn lijden, waarbij hij een doornenkrans droeg.
Druivenrank (-tros): Bloedsymbool het teken van leven en dood. Verwijst naar de eucharistie of het Avondmaal en daarmee de offerdood van Christus.
Duif: Reinheid, vredelievendheid, eenvoud, liefde en onschuld. Christelijke symboliek voor de ziel van de overledene. De opvliegende duif vindt door een stralenbundel zijn weg naar de hemel. De duif met de olijftak brengt vrede en verzoening.
Ei: Symbool van geboorte, nieuw leven, de opstanding van Christus.
Eikenblad (-tak), eikels: Onsterfelijkheid en het eeuwige leven. Eikenhout werd als onverwoestbaar beschouwd en daarom met onvergankelijk geassocieerd.
Engel: Evangelist Matheus als symbool voor de menselijkheid van Christus. Een gevleugelde engel kan de godin van de overwinning Victoria symboliseren, als motief van dood en opstanding. Draagt de engel een omgekeerde fakkel, dan stelt zij de doodsengel voor. Engelkopjes, zgn. cherubijntjes, vertegenwoordigen de hemelse sferen.
Fakkels: Omgekeerde brandende fakkel, al voor de oudheid.
Glas: Het doorzichtige glas symbool van zondeloosheid en van reinheid.
Guirlandes: Delen in de symboliek van de bloemen, bladeren of de vruchten waaruit ze zijn samengesteld. Werden vaak gebruikt om zuilvormige graftekens te versieren of dienen als ornament op een grafsteen.
Handen: Getuigen van liefde en verbondenheid. Joodse symboliek Twee handen Lid van de priesterstam Cohen.
Hart: Symboliseert de liefde. Een met vlammen omgeven hart verwijst naar een religieuze bezieling.
Hond: Trouw en waakzaamheid.
Kaars: Symbool van licht dat de goddelijke harmonie weerspiegelt.
Kan (waterschenkende) met een schaal: Joodse symboliek. Lid van de Levie stam
Klaproos: De tere klaproos, die snel verwelkt, symboliseert de kortstondigheid van dit leven.
Klaver drie: Symbool van de heilige drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest.
Klimop: Vanwege zijn altijd groene bladeren beschouwd als symbool voor eeuwig leven.
Kruis: Universele symbool van verzoening.
Lam: Reinheid en onschuld. Afgebeeld met een kruis en nimbus is het symbool van de offerdood van Christus.
Lauwerkrans: Overwinning en roem, een teken van eerbetoon.
Leeuw: Evangelist Marcus, aangezien zijn evangelie begint met de schreeuw in de wildernis.
Lelie: Zuiverheid en maagdelijkheid, daarom het symbool van Maria.
Miskelk: Komt enkel en alleen op priestergraven voor en symboliseert de christelijke religie en de eucharistie.
Obelisk: Teken van macht, standvastigheid en deugd.
Olielamp: Het eeuwige licht, verwijzing naar de onsterfelijkheid, eeuwigheid.
Olijftak: Gerechtigheid, vrede en vroomheid en Gods zorg voor Zijn kinderen.
Palmboom: De Joods-christelijke symboliek van de palm gaat terug op Psalm 92, vers 13 ’De rechtvaardige zal groeien als een palmboom’. De palmboom, soms alleen afgebeeld als een stam, is symbolisch voor het paradijs.
Palmtak: Attribuut van de vrede en overwinning.
Papaver: Wordt geassocieerd met slaapverwekkende eigenschappen van deze plant, de slaap des doods. De tere klaproos, die snel verwelkt, symboliseert tevens de kortstondigheid van dit leven.
Pauw: Symbool van onsterfelijkheid. Men dacht dat het vlees van een pauw niet kon bederven. Vaak is ook alleen de pauwstaart afgebeeld als symbool van de heelheid van de hemel of als zonnesymbool.
Pelikaan: Men geloofde dat deze zijn borst opende om zijn jongeren met zijn eigen bloed te voeden. Symbool voor Christus die zich voor de mensheid heeft opgeofferd.
Phoenix: Fabelvogel waarvan de legende vertelt dat deze zich eens in de zoveel eeuwen in het vuur wierp om er totaal verjongd weer uit te komen. Symbool voor de opstanding.
Pijl: Symbool van de marteldood. Attribuut van de Heilige Sebastianus die als martelaar in het Colosseum met pijlen werd doorschoten.
Pijnappel: Symbool van onsterfelijkheid.
Ringen: Net als de cirkel duidt de ring op oneindigheid. Twee met elkaar verbonden ringen symboliseren hemel en aarde en de verbondenheid van twee mensen.
Roos: In de huidige betekenis refereert de roos vooral aan liefde en vergankelijkheid. Als christelijke symboliek verwijst de roos zowel naar Maria als naar het lijden van Christus. De vijf blaadjes van de roos worden in verband gebracht met de vijf wonden van Christus. De geknakte of gebroken roos verwijst naar het door de dood afgebroken leven. De verdorde roos naar het verwelkte leven.
Sarcofaag: Hier rust een mens van grote betekenis.
Schedel: Onder het kruis van Christus verwijst naar het graf dat zich zou bevinden op de heuvel Golgotha. Vaak treft men
de schedel aan in combinatie met gekruiste beenderen. Dit verwijst naar de vergankelijkheid van het leven.
Schelp: Vruchtbaarheid, liefde, huwelijk en leven.
Slang: Van oudsher het symbool van leven en dood, gif en genezing. Een slang die zichzelf in zijn staart bijt, symboliseert de vergankelijkheid in de oneindige kringloop van het leven.
Stier: Evangelist Lucas wijst op het priesterdom, het offer van priester Zacharias.
Stralenkrans: Hemels licht duidt op de aanwezigheid van goddelijke of heilige personen.
Taxus: Daar zij altijd groen blijft symboliseert zij de onvergankelijkheid.
Toorts: De omgekeerde (brandende) fakkel was al voor de oudheid symbool van het gedoofde leven en attribuut van de dood.
Toren: Staat voor de aanwezigheid van het allerhoogste.
Treurende figuur/treurwilgen: Personificatie van de rouw van de nabestaanden.
Uil: Symbool voor de nacht en de dood.
Urn: Wordt gebruikt als symbool van rouw. Vaak is de urn afgebeeld half afgedekt door een rouwsluier, wat betekent zich afwenden van de buitenwereld.
Vleermuis: Personificatie van de nacht en de dood.
Vlinder: Onsterfelijke ziel. Voor Christenen is de dood de overgang naar een beter leven. In het stervensuur breekt de ziel uit haar stoffelijk omhulsel zoals een vlinder uit een pop breekt en stijgt vrij op naar de hemel.
Zandloper: Met aan weerzijden een adelaars- en een vleermuisvleugel geeft de overgang van de dag naar de nacht aan. De verlopen tijd. Een zandloper kan men omkeren, zo keert men terug naar de oorsprong.
Zeepbel: Van de zestiende eeuw een symbool van de vergankelijkheid, de broosheid van het leven.
Zeis: Attribuut van de Griekse god Chronos, hetgeen tijd betekent.
Zon: De ondergaande zon duidt zowel op de beëindiging van het leven als op de wederopstanding.
Zuil: Een afgebroken zuil symboliseert het einde van het aardse leven.
Bron: De Terebinth, vereniging voor Funeraire Cultuur, 2013

Menu