Bron: Rijksmonumentenregister
Het gehele L-vormige object met tuinmuur bestaat uit het -vermoedelijk- in oorsprong 16de-eeuwse en na de stadsbrand in 1633 deels nieuw opgetrokken huis (toponiemen het “Hoge Huis” of “huis Ophemert”), drie gekoppelde schuren uit 1896 en een tussenschuur uit het begin van de 20ste-eeuw en is gesitueerd aan de noordzijde van de Bovenstraat te Bronkhorst. Wellicht zijn de laat-19de-eeuwse schuren op een gedempte gracht van het, niet meer bestaande, kasteel van Bronkhorst gebouwd. Het complex vormt de afsluitende bebouwing van het westelijke deel van Bronkhorst en is vanuit de omgeving van diverse kanten duidelijk zichtbaar. De tuinmuur is gelegen om de tuin van het “Hoge Huis”.
Dwars op het hoofdgebouw en tussenschuur liggen de drie gekoppelde, één bouwlaag hoge schuren, die in 1896 werden gebouwd. De meest zuidelijk gelegen schuur wordt overkapt door een met gesmoorde Friese en rode oud-Hollandse pannen gedekt, afgewolfd zadeldak. De uit rode bakstenen opgetrokken schuur op rechthoekige grondslag heeft een gepleisterde plint. De gevels zijn voorzien van ondermeer stalvensters met V- en smalle kruisvormige roedenverdeling, staldeuren en in de westgevel een baander. In de oostgevel, waartegen later de tussenschuur is gebouwd, bevinden zich nog enkele staldeur- en stalvensteropeningen. In de schuur bevinden zich ankerbalkgebinten.
De middelste schuur -de vaaltschuur- op rechthoekige grondslag en met gepleisterde plint, wordt overkapt door een met rode en gesmoorde oud-Hollandse pannen gedekt zadeldak. In de voorgevel (west) bevinden zich een excentrisch geplaatste baander en staldeur, twee smalle stalramen met roedenverdeling en een luik in de topgevel. In de achtergevel (oost) een entree en twee 9-ruits ijzeren vensters, een luik in de topgevel en een gevelsteen met de tekst: “De eerste steen gelegd door Gerhard Jan Breukink den 9 juni 1896”. De vaaltschuur heeft een verdiepte, uitgegraven vloer, de afrit naar de schuur is aan weerszijden voorzien van een bakstenen keermuurtje.
De meest noordelijk gelegen schuur, op rechthoekige grondslag en met gepleisterde plint, wordt overkapt door een met gesmoorde Friese pannen gedekt afgewolfd zadeldak. In de voorgevel (west) is de gespiegelde versie van de voorgevel van de meest zuidelijk gelegen schuur en is bovendien voorzien van een luik op de zolderverdieping. In de zijgevel (noord) twee staldeuren en vier stalramen. In de achtergevel (oost) een excentrisch geplaatste entree, een 4-ruits schuifvenster, een 9-ruits ijzeren stalraam en op de zolderverdieping een bovenlicht.
In de schuren loopt aan de oostzijde, noord-zuidwaarts, een gang die de drie schuren met elkaar verbindt. In de beide zijgevels van de vaaltschuur zitten -oorspronkelijk drie- getoogde staldeuropeningen die de vaaltschuur met beide zijschuren verbinden. De schuren bevinden zich in vrijwel oorspronkelijke staat. Tussen de dakschilden van de vaaltschuur en zijschuren zitten zakgoten.