Jaap van Donselaar
Over villa De Karekiet in Laag-Keppel heb ik wat nagezocht. “De Karekiet” werd gebouwd in 1928 door een onbekende Duitse architect. Dit was in opdracht van zeer de vermogende Johann Eduard Liese, eveneens van Duitse origine (Neuenhaus, Pruisen). In Nederlandsch-Indie was hij mede eigenaar van een firma die textiel verhandelde. Liese verwierf de Nederlandse nationaliteit in 1921 en vestigde zich in Laag-Keppel. Daar behoorde hij al spoedig tot de notabelen. Liese was bevriend met onder andere huisarts Bart Westerbeek van Eerten uit Hummelo. Van Liese was bekend dat hij in stilte her en der financiële steun verleende, zowel aan instellingen zoals de kerk, het verenigingsleven als ook aan particulieren. Liese overleed in 1938 op 68-jarige leeftijd. “De Karekiet” werd eigendom de familie Van der Hardt Aberson, eigenaren van de Keppelsche IJzergieterij.
Bron: Facebook Je bent een Hummeloër als 27-3-2021
Bron: Rijksmonumentenregister
Inleiding
VILLA, “De Karekiet”, gebouwd in 1928 in een heroriëntatie-stijl die is geënt op traditionele wijze toegepaste stijlmotieven, maar die ook moderne uitingen overneemt. De ingangspartij heeft reminiscenties aan de Amsterdamse School, terwijl de schoorstenen met het ‘board en batten’-motief invloeden van de Nieuwe Haagse School bezit.
De vrijstaande villa is gelegen ten zuiden van het centrum van Laag Keppel en van de Rijksweg, die van Doesburg naar Doetinchem loopt en waardoor ze met een arm van de Oude IJssel wordt ingesloten. De villa is door een tuin met oude bomen omsloten. De tuinaanleg aan de voorzijde van de woning heeft plaats moeten maken voor bestrating en een later gebouwde, niet voor bescherming in aanmerking komende garage. Door een (modern) hek, voorzien van een motief van zonnestralen wordt de ingang afgesloten. Aan de rechterzijde van het huis grenst de tuin aan de eerder genoemde riviertak. De struiken aan de straatzijde onttrekken een deel van de linker zijgevel van de villa aan het zicht.
Omschrijving
De villa bezit een samengestelde plattegrond, is opgetrokken in rode tras en gele baksteen (Noors verband) en telt in de hoofdmassa twee bouwlagen en een zolderverdieping. Tussen de begane grond en verdieping geven muurankers het vloerniveau aan. Het merendeel van de gevels is symmetrisch ingedeeld en bevatten meerruits beluikte ramen. Het schilddak is met geglazuurde gesmoorde verbeterde Hollandse pan gedekt. De nokas die haaks op de Rijksweg is gesitueerd, wordt op de uiteinden door een piron bekroond. De uitbouw aan de zuidzijde die door een zadeldak wordt gedekt, bezit één bouwlaag en een zolderverdieping. In de dakvlakken komen diverse aankappingen van dakkapellen voor. Twee schoorstenen zijn noordelijk en zuidelijk in het dakvlak van de hoofdmassa geplaatst. Van de noordzijde (straatzijde) is het rookkanaal deels uitgemetseld. De ruim overkragende daklijsten dragen een zinken bakgoot.
De VOORGEVEL is van de straatzijde afgekeerd en wordt door een eenlaags middenrisaliet met hoge topgevel bepaald. Het ter hoogte van de verdieping oprijzende zadeldak is deels in het hoger gelegen dakvlak van de hoofmassa aangekapt. De deurpartij is via een brede halfronde, uit bakstenen opgetrokken trap met vier treden bereikbaar en geeft aan de entree een voornaam voorkomen. Het bordes is in visgraatmotief gelegd. De paneeldeur is ten opzichte van de gevel teruggeplaatst. De deur wordt door een trapsgewijs, viermaal verspringende dagkant omsloten waarbij de dagkant zich boven ononderbroken als halfronde boog de vorm van de deur herhaalt. In het midden van de deur zijn onder elkaar drie kleine ruitjes geplaatst die door ijzeren roostertjes worden afgeschermd. In de bovenste spiegel zijn de planken in visgraatmotief aangebracht overeenkomstig het metselverband in het bordes. De spiegel boven de weldorpel bestaat uit verticaal geplaatste planken. Het deurkozijn rust op hardstenen neuten en dito onderdorpel. Ter weerszijden van de deur is een houten omlijsting aangebracht waarin een verticaal gedeeld klapraampje is opgenomen dat wordt geflankeerd door twee verdiepte velden waarin twee onder elkaar met de punt naar beneden wijzende driehoeken zijn geplaatst. Deze omlijsting, die is gevat tussen twee rollagen zet zich in de zijgevels van het risaliet voort en wordt boven afgesloten door een uitgemetselde streklaag die ook de vorm van de boog boven de deur volgt. Hierboven is in metalen belettering de naam van de villa aangebracht: “Karekiet”. De geveltop van de van een windveer en subtiel gesneden afdeklat voorziene risaliet bezit een groot venster met gekoppeld vier smalle glas-in-loodramen, is met verticale planken beschoten. Onderaan steken ter weerszijden van het laag geplaatste raam om en om afgeronde kopse zijden van vermoedelijk vloerdelen uit de gevel. Boven het venster wordt dit motief herhaald. Zoals eerder vermeld wordt het risaliet gedekt door een zadeldak. In het dakvlak is in iedere zijde een kleine platgedekte dakkapel met enkelruits klapraam geplaatst. De afwatering van het dak wordt verzorgd door een bakgoot die in de voorzijde van het risaliet is omgehoekt en uitkomt onder de beschoten topgevel. Het linker- en rechtergedeelte van de voorgevel is identiek en bestaat uit in de eerste bouwlaag een kruiskozijn met 2×2 ruits bovenlichten en 2×3 ruits draairamen. In de verdieping komen twee gekoppelde acht-ruits (2×4) draairamen voor. De ramen rusten op houten lekdorpels en worden behoudens die in de verdieping, boven afgesloten door een rollaag onder een uitgemetselde streklaag. De vensters zijn boven een rollaag geplaatst.
Twee dakkapellen zijn symmetrisch in het dakvlak geplaatst en bezitten 3×2-ruits draairamen tussen verdiepte velden met onder het zadeldak een met verticale planken beschoten top.
In de LINKER ZIJGEVEL domineert het uitgemetselde rookkanaal. In de eerste bouwlaag komt ter weerszijden een negenruits (3×3) schuifraam en 3×2-ruits bovenlicht voor. Tegen het rookkanaal is aan beide zijden een uitbouw aanwezig, gedekt door een lessenaarsdak voorzien van windveer en gesneden afdeklat, tegen het rookkanaal aan. De twee delen vormen samen een soortgelijke topgevel als in de voorgevel, maar steunt op een steens streklaag. In de naar de straatzijde gekeerde zijde komt een overeenkomstige omlijsting van het door een horizontale roede gedeeld vast raampje voor, maar nu geflankeerd door vier kleinere onder elkaar geplaatste driehoeken in een verdiept veld, dan in de deurpartij in de voorgevel. In de zijkanten van het uitbouwsel die recht op de gevel staan is een klein identiek gedeeld draairaampje geplaatst. In de verdieping zijn op de hoeken van de gevel twee 12-ruits schuiframen 3x(2+3) geplaatst; in het midden komen twee smalle rechthoekige ramen (1×3) voor.
De ACHTERGEVEL bezit een driezijdige houten erker op een breed met zwart-wit tegels belegd bordes dat vanuit de tuin bereikbaar is via drie gemetselde treden. Het kozijn van de erker rust op hardstenen neuten en dito onderdorpels. In de voorzijde bevinden zich dubbele tuindeuren met vier onder elkaar geplaatste ruiten waarvan het bovenste ruitje is voorzien van een roedeverdeling in v-vorm. In de binnenhoek daarvan is een ruitvormig ornament geplaatst. De flankerende ramen bevatten 2×4-ruitsindelingen die vervolgens per stel in iedere zijde van de erker voorkomen. Deze telt in de voorzijde vier en per zijde twee bovenlichten die van een roede-indeling zijn voorzien waarbij een ruitvorm vanuit de hoeken door vier korte armen in het midden van het vlak wordt gehouden. Alleen de twee bovenlichten die grenzen aan de gevel zijn uitgevoerd als valraampjes. Het bovengelegen balkon wordt door een houten met drielaags planken-borstwering begrensd. De bovenzijde bestaat uit een dekplaats die met liggende gedrukte ruitvormen is opengewerkt. De dubbele balkondeuren zijn op een verticale roedeverdeling in de onderste drie ruiten gelijk aan de deuren die zijn beschreven in de erker en tellen dus per deur 2×3 ruiten en het met een v-roede voorziene bovenste ruitje. De ramen links en rechts bestaan uit 2×4 ruiten.
De ramen in de achtergevel zijn alle identiek aan het type in de voorgevel. Boven de balkondeuren is een brede dakkapel aangebracht die drie gekoppelde ramen bezit met elk 2×3 ruiten en verder identiek is aan de dakkapel in de voorgevel. De RECHTER ZIJGEVEL van de hoofdmassa bezit op de begane grond een 15-ruits schuifraam 3x(2+3) en in de verdieping een 3×4-ruits draairaam. In het dakvlak komt een nagenoeg identieke dakkapel voor als hiervoor beschreven maar bevat in plaats van drie, twee gekoppelde ramen. Daarnaast ontbreekt de gesneden afdeklat naast de windveer.
De rechter zijgevel van de hoofdmassa wordt merendeels in beslag genomen door een uitbouw met zadeldak waarvan de met verticale planken beschoten topgevel in het midden een gekoppeld (niet meer oorspronkelijk) draairaam bevat en verder in detaillering gelijkenis vertoont met de topgevel in de voorgevel. De eerste bouwlaag bevat vier gekoppelde 2×2 ruits ramen boven het hoge trasraam waarin zich ook de twee kelderramen (2×2-ruits als klapraam uitgevoerd) bevinden.
In het midden van de linkerzijde van de uitbouw is enkel een (moderne) halfrond afgesloten deur geplaatst waarvan de twee helften onafhankelijk van elkaar scharnieren. Beide delen zijn van een weldorpel voorzien. Het deurkozijn rust op hardstenen neuten en dito dorpel en bevat op 3/4 hoogte in de dagkant een soort console. De zwikken zijn als verdiepte velden uitgewerkt. Het rechthoekige bovenlicht, met gietijzeren profilering bestaat uit twee ten opzichte van elkaar omgekeerde v-vormen waarvan de benen vanuit het midden van de boven- en onderkant van het kozijn in gebogen lijn naar de overliggende hoeken reiken.
De rechterzijde van de uitbouw is blind uitgevoerd. In het bovenliggende dakvlak komt een platgedekte dakkapel voor, met twee 2×2-ruits draairaampjes, die tegen de rechtergevel van de hoofdmassa is geschoven.
Het INTERIEUR is in onderdelen redelijk gaaf bewaard gebleven. In de zwart-wit betegelde hal is een rijk uitgewerkte trap met trappalen en balusters aanwezig. De paneeldeuren en zwaar uitgevoerde kozijnen verkeren in goede en veelal in oorspronkelijke staat. Alleen de tuinkamer is voorzien van een geornamenteerd stucplafond met perklijst; de overige kamers bezitten hardboard-plafonds die door latwerk zijn onderverdeeld en uit de bouwtijd dateren. Dubbele schuifdeuren met 4×4 ruiten en smalle zijlichten zijn aanwezig tussen tuin- en woonkamer en tussen tuin- en z.g. herenkamer. In de herenkamer is de in klassieke vormentaal uitgevoerde wandkast bewaard gebleven alsook de houtenvloer en de deuromlijsting die alle in dezelfde houtsoort zijn uitgevoerd. In de dienstkeuken zijn enkele wijzigingen aangebracht. In de plaats van een doorgeefluik naar de tuinkamer is o.a. een deur aangebracht. In deze keuken is dezelfde geblokte vloer aanwezig als in de hal, toilet en tuinbordes. Daarnaast is van bijzondere waarde de oude centrale verwarmingsradiator waarin een kastje is gevat ten behoeven van het opwarmen van de eettafelborden.
Waardering
Villa gebouwd in 1928 in heroriëntatie-stijl.
– Van architectuurhistorische waarde als goed voorbeeld van een villa uit de eerste helft van de 20ste eeuw in heroriëntatie-stijl. Deze grijpt terug op traditionele stijlen, maar neemt ook moderne uitingen over. Het pand bezit een redelijk gaaf bewaard interieur met diverse waardevolle onderdelen zoals onder meer een geornamenteerd stucplafond, een rijk uitgevoerde ‘herenkamer’ en in de verwarmingsradiator met kastje ten behoeve van het opwarmen van eettafelborden bezit de villa een zeldzaam interieur-onderdeel.
– Van stedenbouwkundige waarde als voorbeeld van een pand dat deel uitmaakt van een reeks karakteristieke villa’s in het deel van de Rijksweg langs Laag Keppel. Als zodanig bezit de villa ensemblewaarde en speelt deze als het meest gave voorbeeld van de reeks (kleinere) villa’s een belangrijke rol in het aanzicht van het dorp Laag Keppel.
– Van cultuurhistorische waarde als onderdeel van een ontwikkeling op het gebied van de huisvesting van kapitaalkrachtige elite die zich in de eerste helft van de 20ste eeuw aan de rand van Laag-Keppel vestigde.