HOGE HUYS, de spelling HOGE HUIS is ook goed, tot 1800 heette dit monument HUIZE OPHEMERT.
Volgens de geschiedenis kwam dit huis omstreeks het midden van de 17e eeuw in handen van het geslacht DE RECHTEREN VAN HEMERT, daarna werd het bekend als OPHEMERT.
Via Thomas en Geerligs is Het Hoge Huis daarna eeuwenlang al in bezit van Breukink (van het Hoge Huis of van de Boer), bijvoorbeeld Gerrit Breukink noemde men “ Gart van de Boer of Gart van `t Hoge Huus, iedereen in Bronkhorst wist dan precies over wie het ging.
Bron: Rijksmonumentenregister
Het gehele L-vormige object met tuinmuur bestaat uit het -vermoedelijk- in oorsprong 16de-eeuwse en na de stadsbrand in 1633 deels nieuw opgetrokken huis (toponiemen het “Hoge Huis” of “huis Ophemert”), drie gekoppelde schuren uit 1896 en een tussenschuur uit het begin van de 20ste-eeuw en is gesitueerd aan de noordzijde van de Bovenstraat te Bronkhorst. Wellicht zijn de laat-19de-eeuwse schuren op een gedempte gracht van het, niet meer bestaande, kasteel van Bronkhorst gebouwd. Het complex vormt de afsluitende bebouwing van het westelijke deel van Bronkhorst en is vanuit de omgeving van diverse kanten duidelijk zichtbaar. De tuinmuur is gelegen om de tuin van het “Hoge Huis”.
De schuur in de zuid-westhoek aan de achterzijde van de tussenschuur en de meest zuidelijk gelegen schuur vallen wegens te geringe ouderdom en monumentale waarden buiten de bescherming van rijkswege. Tevens valt de drieroedige hooiberg ten noorden van het complex, die vermoedelijk uit de jaren ’60 van de 20ste eeuw dateert, buiten de bescherming wegens te geringe ouderdom.
Omschrijving
Het in oorsprong vermoedelijk 16de-eeuwse hoofdgebouw (toponiemen “Het Hoge Huis” of Huis Ophemert”) werd gedeeltelijk herbouwd na de stadsbrand van 1633. Het huis is in rode bakstenen opgetrokken en heeft een rechthoekige grondslag. Het twee bouwlagen hoge en deels onderkelderde huis, wordt overkapt door een met rode oud-Hollandse pannen gedekt zadeldak. De zijgevels (oost en west) van het huis zijn voorzien van trapgevels met renaissance -vormen. In de gevels zijn vele bouwsporen zichtbaar. In de gevels ondermeer oorspronkelijke vensters met bakstenen middendorpels en later aangebrachte vensters met roedenverdelingen uit de 18de- en 19de eeuw, luiken en enkele entrees. De noord- en zuidgevel zijn voorzien van gemetselde, imitatie-natuursteenbanden. In de gevels muurankers en jaartalankers die het jaartal 1633 vormen.
Tegen de oostgevel bevindt zich een aanbouw onder lessenaarsdak.
De tuin ten zuid-oosten van het huis wordt aan alle zijden omgeven door een uit rode bakstenen opgetrokken muur, die gedeeltelijk met een ezelsrug wordt afgedekt en met driehoekige natuurstenen stenen wordt afgesloten. In de muur bevindt zich aan de noord- en de zuidzijde een toegang.
Tussen het hoofgebouw en de drie gekoppelde schuren is een verbindende tussenschuur gebouwd. Deze één bouwlaag hoge schuur, overkapt door een met rode hollandse pannen gedekt zadeldak met wolfseind aan de zuidgevel, dateert vermoedelijk uit het begin van de 20ste eeuw. In de voorge vel (zuid) en zijgevel van de schuur bevinden zich ondermeer een baander, staldeur, stalvensters en in de achtergevel een entree, 6-ruits schuifvenster en een luik.
In het eerste kwart van de 20ste eeuw werd tegen het vrijliggende deel van de oostgevel van de schuur een aanbouw onder zadeldak gebouwd.
Dwars op het hoofdgebouw en tussenschuur liggen de drie gekoppelde, één bouwlaag hoge schuren, die in 1896 werden gebouwd. De meest zuidelijk gelegen schuur wordt overkapt door een met gesmoorde Friese en rode oud-Hollandse pannen gedekt, afgewolfd zadeldak. De uit rode bakstenen opgetrokken schuur op rechthoekige grondslag heeft een gepleisterde plint. De gevels zijn voorzien van ondermeer stalvensters met V- en smalle kruisvormige roedenverdeling, staldeuren en in de westgevel een baander. In de oostgevel, waartegen later de tussenschuur is gebouwd, bevinden zich nog enkele staldeur- en stalvensteropeningen. In de schuur bevinden zich ankerbalkgebinten.
De middelste schuur -de vaaltschuur- op rechthoekige grondslag en met gepleisterde plint, wordt overkapt door een met rode en gesmoorde oud-Hollandse pannen gedekt zadeldak. In de voorgevel (west) bevinden zich een excentrisch geplaatste baander en staldeur, twee smalle stalramen met roedenverdeling en een luik in de topgevel. In de achtergevel (oost) een entree en twee 9-ruits ijzeren vensters, een luik in de topgevel en een gevelsteen met de tekst: “De eerste steen gelegd door Gerhard Jan Breukink den 9 juni 1896”. De vaaltschuur heeft een verdiepte, uitge graven vloer, de afrit naar de schuur is aan weerszijden voorzien van een bakstenen keermuurtje.
De meest noordelijk gelegen schuur, op rechthoekige grondslag en met gepleisterde plint, wordt overkapt door een met gesmoorde Friese pannen gedekt afgewolfd zadeldak. In de voorgevel (west) is de gespiegelde versie van de voorgevel van de meest zuidelijk gelegen schuur en is bovendien voorzien van een luik op de zolderverdieping. In de zijgevel (noord) twee staldeuren en vier stalramen. In de achtergevel (oost) een excentrisch geplaatste entree, een 4-ruits schuifvenster, een 9-ruits ijzeren stalraam en op de zolderverdieping een bovenlicht.
In de schuren loopt aan de oostzijde, noord-zuidwaarts, een gang die de drie schuren met elkaar verbindt. In de beide zijgevels van de vaaltschuur zitten -oorspronkelijk drie- getoogde staldeuropeningen die de vaaltschuur met beide zijschuren verbinden. De schuren bevinden zich in vrijwel oorspronkelijke staat. Tussen de dakschilden van de vaaltschuur en zijschuren zitten zakgoten.
Waardering
Het object is in stedenbouwkundig, cultuur-, architectuur- en bouwhistorisch opzicht van algemeen belang vanwege:
– het vermoedelijk in oorsprong 16de-eeuwse hoofdgebouw (“het Hoge Huis” of “Huis Ophemert”) dat na de stadsbrand in 1633 gedeeltelijk werd vernieuwd;
– de onderlinge bouwkundige samenhang tussen de onderdelen (het hoofdgebouw met tuinmuur, de tussenschuur en de drie gekoppelde schuren), in opzet een L-vormige samenstel vormend;
– de voor het gebied karakteristieke, laat -19de-eeuwse, agrarische bouwstijl van de drie gekoppelde schuren;
– de markante situering van het complex aan de westzijde van de bebouwing van het stadje Bronkhorst.