Hoog-Keppel Jonker Emilweg 1 Boerderij Mulrade

  1. Home
  2. Monumenten
  3. Hoog-Keppel Jonker Emilweg 1 Boerderij Mulrade

Hoog-Keppel Jonker Emilweg 1 Boerderij Mulrade

Monument ID

512157

Adres

Jonker Emilweg 1

Plaats

Hoog-Keppel

Bouwstijl

Boerderij

Monument soort

Rijksmonument

Datering

1870 -1880

Gemeente

Bronckhorst
Hoog-Keppel Jonker Emilweg 1 Boerderij Mulrade

In de Hessencombinatie 2013 editie 10 is een uitgebreid artikel verschenen over Huize Mulrade.

Bron: Rijksmonumentenregister
Inleiding

BOERDERIJ (‘Mulrade’) gebouwd ca. 1870-1880, omvat het (dubbel) woonhuis Jonker Emielweg nummers 1 en 3 met driekap-schuur. Behalve de boerderij komt er een schuur en een koetshuis (beide in zeer vervallen staat) op het erf voor. Schuur en koetshuis worden op het moment van de opname van de inventarisatie nieuw opgetrokken en komen niet voor bescherming in aanmerking. Het ensemble zal in de toekomst een woonfunctie krijgen.

In de periode 1986 – 1993 is het voorhuis zorgvuldig gerestaureerd en voor bewoning van twee gezinnen geschikt gemaakt. Het voorhuis dat evenwijdig is gesitueerd aan de Oude IJssel bestaat uit een uitzonderlijk breed dwarshuis met zes venster- en vier deuropeningen. Het terrein aan de voorzijde is licht-geaccidenteerd, hetgeen onder meer blijkt uit het niveauverschil van het bordes en de aantal treden voor de deuren van de naast de veranda voorkomende ingangen. De door een aangekapt zadeldak bedekte middenpartij breekt met zijn twee bouwlagen en lage verdieping nadrukkelijk in de voorgevel in. Een veranda met bovenliggend balkon geeft aan het geheel een versterkt horizontaal accent. De linker- en rechtervleugel zijn ten opzichte van elkaar nagenoeg identiek. De achtergevel wordt door drie inrijdeuren, evenzoveel zolderluiken en afgewolfde schilddaken bepaald.

De driekap-boerderij is gesitueerd ten zuidwesten van Hoog Keppel, ingebed tussen de Oude IJssel en de Rijksweg die Doesburg met Doetinchem verbindt. Geheel vrijstaand met ruim uitzicht naar de Oude IJssel ligt de boerderij markant in het landschap. Op het erf staan enkele oude bomen en oostwaarts is een klein bos gelegen.

Omschrijving

De BOERDERIJ bezit door het uitzonderlijk brede voorhuis een T-vormige plattegrond en telt in de middenpartij van het voorhuis twee bouwlagen en een lage verdieping, terwijl de lagere vleugels een verdieping minder bezitten. De boerderij is opgetrokken in baksteen, gemetseld in kruisverband. De vensters in het voorhuis zijn behalve die in de verdieping in de middenpartij en de twee ramen op de begane grond in de rechter zijgevel na, alle van luiken voorzien. Alleen het linker luik van het linker raam van de veranda is vanwege de geringe tussenruimte met de liseen als klapluik uitgevoerd. In de voorgevel bestaan alle ramen, behoudens de zolderraampjes en het raam in de geveltop, uit 6-ruits, 2x(1+2) schuiframen. Tesamen met de vensters in de zijgevels rusten zij op gecementeerde dorpels. Behoudens het rechter venster in de voorgevel zijn deze alle boven een rollaag gesteld. Zowel deuren als vensters op de begane grond worden door een 1½ steens strek afgesloten. De zolderraampjes die tegen de daklijst reiken bestaan uit 4-ruits (2×2) draairaampjes. Afhankelijk van de plaatsing links of rechts van de middenpartij is het zolderluik dienovereenkomstig aangebracht. De vloerdelen van de verdieping wordt door muurankers aangegeven. Deze liggen echter blijkens het verspringen van de muurankers niet alle op eenzelfde hoogte. In het schilddak van het brede dwarshuis met oost-west georiënteerde nokas, is in het voorschild het gedrukte zadeldak van de middenpartij aangekapt. Aan de achterzijde van de gekoppelde schuren zijn de drie van een wolfseinde voorziene daken aangekapt. Tegen de nokas in het achterschild van het dak bevindt zich in de rechter zijgevel een schoorsteen waarvan de dekplaat op hoekstenen rust. Een tweede (moderne) schoorsteen bevindt zich tussen voor- en middenhuis van de linker zijgevel. De daken zijn belegd met gesmoorde oud-Hollandse pannen en op de nok en hoekkepers, holle vorstpannen. Alleen het voorhuis is voorzien van een mastgoot, de middenpartij bezit aan weerszijden een bakgoot.

De VOORGEVEL wordt bepaald door de al eerder genoemde middenpartij die door hoeklisenen wordt gemarkeerd. Gelijkvloers bevinden zich links twee reeds beschreven vensters en rechts twee dubbele enkelruits draaideuren met, zoals reeds vermeld, klapluiken. Door middel van diagonaal te plaatsen stangen over de luiken zijn de deuren af te sluiten. De deurkozijnen rusten op gecementeerde neuten en dito onderdorpel. Het door vijf gietijzeren kolommen ondersteunde afdak van de veranda bezit een plafond bestaande uit planken met kraalschroten. De uit delen opgebouwde kolommen rusten op poeren; worden op kwarthoogte door een bladmotief omkranst en bezitten een bladkapiteeltje als bekroning van de kolom. In de rechthoekige vloer van de veranda (bakstenen in strekverband, recht op de gevel gelegd) is voor een kelderlicht (gevat tussen een gecementeerde onderdorpel en een rollaag) even boven het maaiveld ruimte voor daglicht uitgespaard. De veranda wordt gedekt door een zinken dak met roeven waarvan de houten daklijst opengewerkt is en rijk uitgevoerd. Het balkonhek draagt sierlijke (opnieuw gegoten naar bestaande bewaard gebleven exemplaren) gietijzeren balusters. De rechtgesloten schuiframen en balkondeuren op de verdieping worden door een steens strek beëindigd. De bovenlichten van de dubbele balkondeuren in de middenpartij bevatten als enige, twee naast elkaar geplaatste verticale gietijzeren roeden. De horizontale roede van de deurruiten zijn in hetzelfde materiaal uitgevoerd. Het door rondboogvormige blindvensters geflankeerde gietijzeren raam in de top van de puntgevel, bevat een gedeeld schuifraam met een halfrond afgesloten bovenlicht met vorktracering. In de geveltop wordt het rondboograam omgord door een halfsteens boog evenals de hiervan links en rechts voorkomende schijnvensters. Het venster is a-symmetrisch in de as van de gevel geplaatst. Het ruim overstekende zadeldak is belegd met zink. De overstek van het dak wordt door uitstekende gordingen gedragen en afgesloten door een geprofileerde windveer met op de kruin van de gevel een houten makelaar.

Het linkergedeelte van de voorgevel (met handgevormde stenen) bezit twee vensters van het eerder beschreven type boven de gedeelde kelderraampjes zoals hiervoor beschreven (de kelderraampjes in het rechter gedeelte van de gevel ontbreken). De raampjes steken even boven het maaiveld uit. De paneeldeur rechts is voorzien van een forse weldorpel en wordt boven beëindigd door een door een verticale roede gedeeld bovenlicht.

Op de zolderverdieping komen twee raampjes voor waarvan er één tussen de twee vensters is geplaatst terwijl het tweede raampje zich boven de deur bevindt. In de rechterzijde van deze gevel (machinale baksteen) die nagenoeg identiek is aan het linker gedeelte, is hier wel boven iedere muuropening een zolderraampje geplaatst. Van de meest rechtse travee is de afwijkende rode kleur van de baksteen opmerkelijk. In de LINKER ZIJGEVEL komt enkel in de eerste bouwlaag een venster met schuifraam voor van het type beschreven in de voorgevel.

De RECHTER ZIJGEVEL bezit op de begane grond rechts een klein door een horizontale roede verdeeld tweeruits draairaampje. Op de hoek is een 4-ruits (2×2) stolpraam aanwezig. De vensters worden door een rollaag afgesloten. Beide ramen zijn modern. In de verdieping bevindt zich een zolderraampje van het bekende type, waarvan het kozijn als enige rust op neuten. Eveneens afwijkend van de overige raampjes is het luik hier aan de linkerzijde van het kozijn aangebracht. De ACHTERGEVEL van het voorhuis die ten opzichte van de smallere schuren uitsteekt bezit alleen ter linkerzijde een door een horizontale roede gedeeld raampje. Het hier voorkomende middenhuis is als keuken uitgebouwd.

De LINKER ZIJGEVEL van het achterhuis springt ten opzichte van de linker zijgevel van het voorhuis iets terug. Het dakschild is laag doorgetrokken en rust op een lage muur waarin links van de middenas een recht afgesloten, van kraalschroten voorzien staldeurtje voorkomt. Het deurkozijn rust op gecementeerde neuten. Twee getoogde 6-ruits (3×2) gietijzeren stalraampjes, rechts van de middenas, rusten op een uitgemetselde onderdorpel waaronder een rollaag is geplaatst zoals die ook voorkomt onder de vensters in de voorgevel. Tegen het achterhuis gelegen bevindt zich een dubbele, niet oorspronkelijke staldeur onder het licht-opgewipte dak. In het dakschild zijn twee dakraampjes op ongelijke hoogte van elkaar geplaatst.

De ACHTERGEVEL wordt gevormd door drie gekoppelde schuren met dubbele deeldeuren die door korfbogen waarin zandstenen blokken als aanzet- en sluitsteen, worden afgesloten. De middenschuur bezit dezelfde architectuur-onderdelen als de twee flankerende schuren. In de zolderverdieping komt per schuur een luik voor.

Op het eerste oog lijken de buitenste twee schuren aan elkaar gelijk. Het op de buitenhoek geplaatste staldeurtje is halfrond en voorzien van kraalschroten. De duimen van het geheng zijn geplaatst in zandstenen blokken. De sluitsteen van de een steens boog boven de deur en het blok aan de andere zijde van het deurkozijn ter halverhoogte zijn eveneens van zandsteen. De staldeur links is geplaatst op een gecementeerde dorpel terwijl die in de schuur rechts bestaat uit strekken. Tussen de staldeur en de deeldeur komt een lichtgetoogd betonnen zesruits (3×2) stalraam onder een halfsteens segmentboog voor. De deeldeuren bezitten buiten de hiervoor genoemde zandsteen blokken nog een blok aan één zijde ter halverhoogte, overeenkomstig de kleine staldeurtjes. In de deeldeuren links is in de linkerhelft een klein deurtje gevat. Van de deeldeuren rechts bevat de rechterdeur een onder- en bovendeur. In beide hier bedoelde schuren worden de deuren geflankeerd door twee verschillende boven elkaar geplaatste raampjes.

Door de asymmetrische plaatsing van de deuren in de rechtse schuur komen de links van de deeldeuren voorkomende stalraampjes in de gevel van de middelste schuur terecht. Ter weerszijden van de deeldeuren bevindt zich een betonnen stalraampje van het hiervoor beschreven type met erboven een gietijzeren halfrond vierruits stalraampje waarvan de kop een vorktracering bevat en door een halfsteens boog wordt afgesloten. De uit kraalschroten bestaande lichtgetoogde luiken in de verdieping rusten op een halfsteens dorpel. Onder de uitgemetselde schouderboog sluit de een steens strek aan. De deeldeuren die zijn voorzien van een glasloze ruitvorm zijn net als de rechter schuur buiten de symmetrie-as van de gevel geplaatst. Ter hoogte van de muurankers is de naam van de boerderij “Mulra” geschilderd. De buitenste dakschilden zijn veel lager doorgetrokken dan de hoogte waarop de zakgoten tussen de drie kappen van de schuren zijn gelegen. Op diverse plaatsen ontbreken de windveren.

De RECHTER ZIJGEVEL bezit een uitgebouwd, platgedekt middenhuis waarin een moderne deur met drieruits bovenlicht. Het deurkozijn rust op hardstenen neuten en dito dorpel. In de zijmuur die evenwijdig met het voorhuis is geplaatst bevindt zich een 4-ruits (2×2) raam. De zijgevel van de schuur bevat ter weerszijden van een kraalschroten staldeurtje een wijziging in het muurwerk waar zich mogelijk een stalraam heeft bevonden. Rechts van de staldeur is waarschijnlijk een klein venster, gevat tussen een halfsteens strek dichtgezet. In het dakschild komen vier dakramen voor.

Het INTERIEUR bevat enkele fraaie onderdelen. De restauratie die rond 1990 heeft plaats gevonden is zorgvuldig uitgevoerd waarbij de oorspronkelijke situatie en interieur-onderdelen hoofdzakelijk zijn gerespecteerd. De zolderverdieping is voor bewoning geschikt gemaakt waarbij aan de kapconstructie (met telmerken op de gebinten) niets is gewijzigd en spanten in het zicht zijn gebleven. De woning (nr. 3, het linker gedeelte vanaf de helft van de in de voorgevel instekende middenpartij) bezit in de linker kamer een geornamenteerd stucplafond: een fraai bladmotief temidden van een ronde perklijst wordt door een kooflijst omgeven. De plankenvloer en sobere schouw alsook de brede paneeldeuren zijn (in beperktere mate dan in de naastgelegen woning) bewaard gebleven. In de verandakamer komt een geornamenteerd stucplafond voor met geprofileerde perklijst. De boezem van de houten schoorsteenmantel bezit klassieke pilasters op de hoeken die zijn voorzien van cannelures en een kapiteel. Het stucplafond in de kamer van de naastgelegen woning is soortgelijk, maar wordt door een krans van bladeren omgeven. In de gang liggen natuurstenen vloertegels. De trap, met gesneden trappaal, is op zichzelf bescheiden maar door de vorm bijzonder: de steektrap splitst zich nog onder het bereikte vloerniveau in tweeën en reikt tot de tegenover elkaar gelegen kamers links en rechts. De (oorspronkelijk) kamer en suite boven de veranda met paneel-schuifdeuren, die nu zijn geplaatst tegen de scheidingsmuur, bezitten beide een nis ten behoeve van een kolomkachel. Links en rechts hiervan zijn pilasters opgesteld, voorzien van casementen en rozetten ter hoogte van de kapitelen. De twee schoorstenen op het dak die aansloten op deze nissen zijn tegenwoordig niet meer aanwezig. De wandkast tussen het raam en de balkondeur en de binnenklapluiken zijn bewaard gebleven. Het stucplafond bezit in het midden een plastisch uitgewerkt delicaat ornament, samengesteld van acanthus- en op papyrus-gelijkende bladeren, door een drievoudige geprofileerde perklijst omvat. De aansluitende maar door een scheidingsmuur van deze kamer afgesloten kamer, is aan deze identiek.

De kelder bezit een graat- en tongewelf die door een in het midden geplaatste kolom van elkaar worden gescheiden. In het graatgewelf komen steekkappen voor ten behoeve van de kelderlichten. De oude waterpompinstallatie is nog aanwezig maar buiten gebruik.

In het rechtergedeelte van het woonhuis (nr. 1) herhalen zich veel interieur-onderdelen. Het rechter gedeelte bestaat uit twee kamers, waarvan de hoekkamer klein en gewijzigd is. In de naastgelegen kamer is een grote maar gewijzigde schouw aanwezig. Alle brede plankendeuren van kasten en deuren zijn ongewijzigd. De gang is belegd met oorspronkelijke vloertegels in diverse grijstinten in een, door een elkaar snijdende lijnen ontstaan blokpatroon, waarin achtpuntige sterren zijn gevat. De keuken in het middenhuis is merendeels modern.

De drie op het voorhuis aansluitende schuren zijn in het INTERIEUR nogal gewijzigd. De schuren vormen één grote, door gebinten gedragen ruimte, waarin haaks op de inrijdeuren de gruppen en voedersleuven zijn gesitueerd. Enkele gebintstijlen zijn vervangen door metalen stijlen en dragen een verlaagde taszolder.

Tegen het achterhuis is hier aan beide zijden ten behoeve van de twee woningen een muur opgetrokken die zowel als keuken als gang dienst doet.

Waardering

Vrijliggende BOERDERIJ van het type hallehuis met driekap, gebouwd ca. 1870 – 1880 en heden in gebruik als dubbel woonhuis.

– van architectuurhistorische waarde als goed voorbeeld van een driekapboerderij waarvan hoofdvorm en detaillering grotendeels zijn bewaard gebleven. Het voorhuis is rijk uitgevoerd en bezit in de voorgevel, door het grote balkon en de in het dak ingestoken puntgevel, een voornaam voorkomen. Het interieur bevat enkele bijzondere onderdelen als geornamenteerde stucplafonds en een uitzonderlijke trap die zich boven splitst en leidt naar de aangrenzende twee kamers.

– van stedebouwkundige waarde vanwege zijn markante ligging langs de Oude IJssel nabij de brug die de verbinding vormt met het zuidelijk gelegen buitengebied van Hoog-Keppel.

– van cultuurhistorische waarde vanwege de huidige verschijningsvorm als goed voorbeeld van een boerderij die de funktionele en typologische ontwikkeling van de boerderij in de tweede helft van de 19de eeuw in de Achterhoek weerspiegelt. De boerderij, met mogelijk als voorloper een jachthuis, kent een geschiedenis die teruggaat tot in de 15de eeuw. In 1790 is een gebouw (“Mulrad”, een verwijzing naar een waterradmolen) met landgoed in handen gekomen van de familie baron Van Pallandt die tot heden eigenaar is en het in ieder geval tot boerderij verbouwde.

Menu